Thursday 6 June 2013

Liberalisme en individualisme

Bijna uit: De utopie van de vrije markt van Hans Achterhuis, over de ideologie van het neoliberalisme. Het leest makkelijk weg en ik leer een hoop, wat natuurlijk grappig is omdat ik net mijn derde jaar van de studie politiek heb afgesloten en je zou verwachten dat bepaalde dingen al de revue hadden gepasseerd. Met name over de ideeën van Smith, Keynes, Friedman en Hayek wist ik nog weinig. Het is leuk om te merken hoe bij het lezen van zo'n boek een heel stel begrippen een plek vindt in mijn referentiekader - zoals wanneer je een nieuw woord leert en het ineens overal tegenkomt.

Martijntje linkte me een artikel: Nog steeds aan de papfles: Twintigers vinden het goede leven moeilijk, door Marijke de Vries en Birte Schohaus. Het claimt dat twintigers van nu van huis uit hoge verwachtingen van zichzelf hebben meegekregen en moeite hebben die waar te maken in een competitieve maatschappij met bovendien een economische crisis. (Ik vertelde hierover aan Annabel en Ryan en hij dacht meteen aan de Quarter-Life Crisis, maar als je het artikel mag geloven is dat een wellicht gerelateerd, doch ander probleem. Dat gaat over twintigers in het algemeen en dit specifiek over twintigers van nu.) Het interessantste stukje uit het artikel vond ik dit:
Het probleem ligt geworteld in onze neoliberale maatschappij: 'Opvoedingsidealen komen niet uit de lucht vallen. De verwachtingen en angsten van ouders zijn afkomstig uit de cultuur waarin ze leven.'
Tegenwoordig is dat het neoliberale model, waarin de moderne illusie heerst dat de mens maakbaar is. 'Daardoor wordt elk kind een project op zich, dat tot een topniveau ontwikkeld moet worden. Eerst door zijn ouders, daarna door zichzelf.' Het 'neoliberale narratief' impliceert een 'universeel egoïsme', zegt hij. Je moet er komen en de ander is sowieso een concurrent. Dat betekent ook dat je het aan jezelf te wijten hebt als je het niet haalt. 'De onvermijdelijke keerzijde hiervan is een groeiende groep mensen die zich mislukt voelt.'
Er worden hier een paar links gelegd tussen enerzijds neoliberalisme en anderzijds maakbaarheid, competitiviteit en individualisme. Die laatste vond ik met name interessant. Het klinkt nogal logisch dat er een link tussen kapitalisme en individualisme zou zijn - er is meer keuzevrijheid en daarmee meer druk om je eigen persoonlijkheid te benadrukken. Het idee dat je voor je naasten moet zorgen is door het neoliberalisme overboord gedaan en ingeruild voor het idee dat iedereen gelijke kansen heeft om voor zijn eigen geld te werken en dat het beter is om mensen aan te moedigen zichzelf te ontwikkelen, dan ze (overheids)steun te geven. Onafhankelijkheid en persoonlijke creativiteit staan hoog in het vaandel.

Wikipedia definieert individualisme als een ideologie die de nadruk legt op onafhankelijkheid, individueel belang boven groeps- of staatsverband, en verwerkelijking van je eigen doelen. Het wordt expliciet in verband gebracht met liberalisme, gedefinieerd als "persoonlijke vrijheid". Dat neigt naar een tautologie. De betekenis van liberalisme die hier wordt gegeven wijkt nogal af van die gehanteerd door Achterhuis, die het behandelt als het idee dat de markt vrij moet zijn. Neoliberalisme gaat nog verder dan "klassiek" liberalisme, door te stipuleren dat naast traditionele handel ook het lot van zorg, onderwijs, het bankwezen en bijvoorbeeld watervoorzieningen door marktprocessen moet worden bepaald.

Voorheen heb ik individualisme voornamelijk als een soort maatschappelijke variabele begrepen; als maatschappij kan je meer of minder individualistisch of gemeenschappelijk zijn. Als indicator daarvan moeten we kijken naar de eenheid op basis waarvan rechten worden toegekend - bijv. mensenrechten zijn voor individuele personen, minderheden in Oost-Europa vragen om groepsrechten. Verder kunnen we wellicht kijken naar afhankelijkheidsstructuren; hoeveel man telt een gemeenschap die voor zijn eigen behoeften kan zorgen, hoe ingewikkeld is de onderlinge arbeidsverdeling? Waar een dorp geheel in zijn eigen behoeften kan voorzien zou je van gemeenschappelijkheid kunnen spreken, op nationale schaal echter is het onmogelijk alle andere leden van de gemeenschap te kennen en wordt het dus individualisme. Als grens is misschien Dunbars getal handig? Ik weet echter niet zeker waar deze definitie handig voor zou zijn, of hij wat toevoegt.

Deze blogpost gaf me het idee om zelf een weblog te beginnen omdat ik het goed vond dat hij niet al te moeilijk deed met het onderbouwen van zijn theorie maar gewoon wat theorieën opdiste die retorisch wel goed klinken (al hebben ze analytisch bar weinig om het lijf). Hij claimt dat leden van de bovenklasse meer gemeenschap hebben dan de onder- en lagere middenklasse, die door de ideologie van het individualisme verdeeld raken waardoor ze makkelijker onder de duim te houden zijn. De gemeenschap van de hogere klassen bestaat volgens de schrijver uit "de juiste mensen kennen":
Knowing the right people, joining the right clubs, living in the right (gated) communities, gets you into the right schools, which gets you into the right jobs and the right marriages, and so on. 
 Het wordt dus gesuggereerd dat je geen gemeenschap hebt als je niet de beste baantjes en de beste huizen kan krijgen. Het ontgaat de schrijver blijkbaar dat hetzelfde mechanisme in de lagere klassen plaatsvindt; in de kerk, op school, in je familie en op je werk kom je mensen en kansen tegen die tot volgende mogelijkheden leiden, al zijn dat dan niet altijd topbanen of huwelijken met sterren. Hij ageert dus eigenlijk tegen ongelijke kansen en ongelijke verdeling van kapitaal, maar ik denk dat hij de uitleg daarvan in de verkeerde hoek zoekt.

Dit artikel vond ik ook goed. Het is geschreven voor Occupy Sydney en er wordt uitgelegd waarom individualisme geen bruikbare ideologie is voor de Occupybeweging, namelijk omdat het deel uitmaakt van de visie van "de 1%". De ideologie begon volgens het artikel tegelijkertijd met kapitalisme, en ging inderdaad om vrijheid: "In the market, everyone is free to make their own decision about what to buy and sell, without any outside input". Deze vrijheid blijkt echter een illusie, omdat het startpunt niet voor iedereen gelijk is en dus kunnen de haves de have-nots uitbuiten. Wat me stoort aan deze uitleg echter, en ook aan het hiervoor genoemde artikel, is hoezeer er een bewuste intentie om uit te buiten en te onderdrukken aan de hogere klassen wordt toegeschreven. Dat is een grote groep die ten eerste niet duidelijk politiek georganiseerd is (wellicht in politieke partijen die overwegend het belang van rijke mensen steunen, maar die sluiten mensen uit lagere klassen niet of niet expliciet buiten) en die ten tweede niet uitsluitend uit slechteriken bestaat. Ik volg met veel plezier Joris Luyendijks columns over de City, en wat eruit naar voren schijnt te komen is dat maar weinig bankiers expres geld zwartmaken of expres onverantwoordelijke risico's nemen. Veel van de mensen die hij interviewt zien zichzelf vooral als radertjes in een groot, ondoorzichtig systeem, en ze leggen uit hoe dat systeem verleidt tot zelfverrijking en het nemen van risico's.

Tot zover de beschouwing. Conclusies: liberalisme breder is dan ik had gedacht, en individualisme heeft zich nog niet als bruikbaar idee bewezen.


No comments:

Post a Comment